Nederland staat voor een enorme bouwopgaaf. Van het verduurzamen van de bestaande gebouwvoorraad tot een inhaalslag op de woningmarkt: de vraag naar bouwproductie zal alleen maar verder toenemen. Tegelijkertijd kampt de bouw nu al met een tekort aan goed gekwalificeerd personeel. Opleiden wordt daarom steeds belangrijker. Wij vroegen mensen uit het opleidingsveld hoe zij tegen deze uitdagingen aankijken.
Robbert van Dam is als opleidingsmanager voor de KOB goed op de hoogte van het opleidingsveld: “De opleidingsbedrijven, voorheen heetten die samenwerkingsverbanden, zijn opgericht door bouwbedrijven, om te borgen dat leerlingen op een goede manier werden opgeleid tot vakman. Die structuur is er nog steeds, waarbij de leerlingen bij een bouwbedrijf werken en daarnaast praktijk- en theorielessen volgen bij het opleidingsbedrijf. In het bouwbedrijf worden ze begeleid door een leermeester en leren ze het vak.”
Daarmee is er een fijnmazige infrastructuur voor bouwopleidingen ontstaan. Dit jaar zijn wij een nieuwe samenwerking aangegaan met een aantal opleidingsbedrijven. Daardoor bieden zij nu een compleet pakket aan opleidingen, van vakmanschap tot en met niveau 5 (de opleidingen van BOB-KOB). Van Dam: “Als regionale opleidingsbedrijven zo’n compleet aanbod hebben, is dat goed voor de bouwbedrijven, voor de opleidingslocaties zelf, voor ons en vooral voor de kwaliteit van de bedrijven en de medewerkers in de bouwsector.”
Een van die opleidingslocaties is Bouw- en inframensen Zuid-Holland Zuid, waar Erik van Noordenne directeur/bestuurder is. Op de locaties in Hardinxveld en Dordrecht zijn zo’n 150 jongeren (niveau 2 en 3) in dienst, die een leer-werkplek hebben bij bouwbedrijven in de regio. Daarnaast volgen 120 jongeren de niveau 4 opleiding. Tevens biedt men voor volwassenen korte cursussen en de KOB-opleidingen Techniek, Bouwmanagement en het Vakdiploma Aannemer. Volgens van Noordenne is de nauwe samenwerking tussen instructeurs, vmbo-, mbo-onderwijs en het bedrijfsleven de sleutel tot succes: “Ik denk dat dit de gouden formule is. In mijn onderwijsloopbaan is dit de eerste plek waar beroepsonderwijs, bedrijfsleven en de gemeente één plek vormen en waar jongeren worden opgeleid zoals het, in mijn ogen, zou moeten. Met een goede mix van vaardigheden, social skills, afgestemd op de behoefte op de arbeidsmarkt.”
Van Noordenne vindt dat veel bedrijfstaken een voorbeeld kunnen nemen aan de bouw: “Lokaal en relatief kleinschalig onderwijs, waarbij bedrijfsleven en onderwijs echt samen komen”, zo somt hij de voordelen op, “maken dat de invloed op het onderwijs relatief groot is, waardoor vernieuwingen bijvoorbeeld snel doorgevoerd kunnen worden.”
Peter Jacobs is naast zijn baan als productiedirecteur bij LSB-steigerbouw al jaren KOB-docent in Beek (Limburg). Hij benadrukt dat het belangrijk is dat het onderwijs bijblijft bij de steeds sneller gaande ontwikkelingen. “Je ziet aan de ene kant dat het kennisniveau in het technisch onderwijs oppervlakkiger is geworden. Tegelijkertijd gaan de ontwikkelingen razendsnel. Op het gebied van digitalisering, LEAN-management, maar ook in de industrialisatie en prefabricage. Dat zorgt ervoor dat functies ingrijpend gaan veranderen of misschien zelfs verdwijnen. Daar komen dan weer andere functies voor terug, maar die mensen moeten beschikken over competenties die nu niet overal worden onderwezen. Daar moeten we samen, onderwijs en bedrijfsleven, heel alert op zijn.”
Jacobs heeft tot slot ook een waarschuwing voor de sector: “Gelukkig gaat het nu goed in de bouw. Maar in het verleden zagen we dat bouwbedrijven in tijden van laagconjunctuur minder gingen investeren in opleiden. Met als gevolg dat er in de huidige goede tijd, te weinig vakmensen zijn. Die fout moeten we voorkomen door ook bij een teruglopende productie anticyclisch te blijven investeren in het opleiden van onze mensen.”